Welke types zijn er in het buitengewoon onderwijs?



Voor wie is type basisaanbod?

Type basisonderwijs is voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. Het gemeenschappelijk curriculum met redelijke aanpassingen is niet haalbaar omdat deze aanpassingen onvoldoende of buiten verhouding zijn. Ze hebben nood aan een individueel aangepast curriculum (IAC) in gewoon of buitengewoon onderwijs.

 

Een diagnose of IQ-score hangt niet samen met een verwijzing naar type Basisaanbod 


Let op: Type basisaanbod bestaat niet in het kleuteronderwijs


Wat zijn redelijke aanpassingen? 


Voor wie is type 2?

Type 2 is voor leerlingen met een verstandelijke beperking met specifieke onderwijsbehoeften, die nood hebben aan een individueel aangepast curriculum (IAC) in het gewoon of buitengewoon onderwijs. 

Het gemeenschappelijk curriculum is niet haalbaar met redelijke aanpassingen omdat de aanpassingen in het gewoon onderwijs onvoldoende of buiten verhouding zijn 

Leerlingen met een verstandelijke beperking kunnen hier terecht als psychodiagnostisch onderzoek aantoont dat ze duidelijke beperkingen hebben in  

  • het intellectueel functioneren 

  • en in het adaptief gedrag (= gedrag dat goed is aangepast aan je omgeving) 

  • en de problemen zijn ontstaan voor de leerling 18 jaar is. 

Voor wie is type 3?

Type 3 is voor leerlingen met een emotionele stoornis of een gedragsstoornis die nood hebben aan een individueel aangepast leerprogramma (IAC) of die met intensieve leersteun een gemeenschappelijk curriculum kunnen volgen in gewoon of buitengewoon onderwijs. 

Leerlingen met een emotionele stoornis of een gedragsstoornis kunnen hier terecht als ze geen verstandelijke beperking hebben.  

Gespecialiseerde diagnostiek door een multidisciplinair team met inbegrip van psychiatrisch onderzoek moet vaststellen: 

  • een aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD) 

  • een gedragsstoornis (oppositioneel-opstandige gedragsstoornis (ODD) of conduct disorder (CD)) 

  • een angststoornis 

  • een stemmingsstoornis 

  • een hechtingsstoornis  

Voor wie is type 4?

Type 4 is voor leerlingen met een motorische beperking die nood hebben aan een individueel aangepast leerprogramma (IAC) of (enkel in buitengewoon secundair onderwijs, onderwijsvorm 4) die met intensieve leersteun een gemeenschappelijk curriculum kunnen volgen in gewoon of buitengewoon onderwijs. 

 Leerlingen met een motorische beperking kunnen hier terecht als specifieke medische diagnostiek bij hen een probleem vaststelt bij de samenwerking van het zenuwstelsel, de spieren en het skelet en bij het bewegen, meer bepaald: 

  • in de functies van gewrichten en beenderen 

  • in de spierfuncties (met gedeeltelijke of volledige uitval van 1 van de ledematen of beide ledematen; de linkerzijde, de rechterzijde of beide zijden; de romp; …) 

  • in de bewegingsfuncties 

  • bij het bewegen (aan de hand van medische diagnostiek) met een duidelijke invloed op activiteiten op school als de problematiek geen deel is van de problemen die hierboven worden vernoemd.   

Voor wie is type 5?

Dit is onderwijs voor leerlingen die opgenomen zijn in een ziekenhuis, een residentiële setting of voor kinderen die in een preventorium verblijven.  

De leerling kan onmogelijk voltijds in een school aanwezig zijn, zelfs met opvang en begeleiding.  

De leerling heeft behoefte aan een individueel aanbod dat in de residentiële omgeving wordt gegeven. 


Voor wie is type 6?

Type 6 is voor leerlingen met een visuele beperking die nood hebben aan een individueel aangepast leerprogramma (IAC) of die (enkel in buitengewoon secundair onderwijs, onderwijsvorm 4) met intensieve leersteun een gemeenschappelijk curriculum kunnen volgen in gewoon of buitengewoon onderwijs. 

 

  • Leerlingen met een visuele beperking kunnen hier terecht, wanneer specifieke oogheelkundige diagnostiek een specifieke gezichtsstoornis vaststelt.
  • Of er is objectief door een oogarts een ander visueel probleem vastgesteld met een duidelijke invloed op het schoolse functioneren.

Aan blinde leerlingen wordt het brailleschrift geleerd. Dit blijft nodig bij het verder studeren in het gewoon of buitengewoon en eventueel hoger onderwijs. 

Slechtzienden leren door intensieve training hun resterende gezichtsvermogen beter te gebruiken. 
Hun oriëntatievermogen wordt aangeleerd of gestimuleerd. 
Ze leren zich uit de slag te trekken en kunnen met speciale hulpmiddelen vaak het gewone leerprogramma aan.  


Voor wie is type 7?

Type 7 is voor leerlingen met een auditieve beperking ofwel met een spraak- of taalstoornis (STOS) die nood hebben aan een individueel aangepast leerprogramma (IAC) of die (enkel in buitengewoon secundair onderwijs, onderwijsvorm 4) met intensieve leersteun een gemeenschappelijk curriculum kunnen volgen in gewoon of buitengewoon onderwijs. 

Auditieve beperking 

Er moet een audiologisch onderzoek door een NKO-arts gebeuren. 

Leerlingen met:  

 

  • Ofwel: betekenisvol gehoorverlies voor het beste oor.
  • Ofwel: een objectief gehoorprobleem vastgesteld door de NKO-arts met invloed op schools functioneren.

Spraak- of taalstoornis 

Er moet een multidisciplinair onderzoek gebeuren door een erkend gespecialiseerd team met minstens een logopedist, een audioloog en een NKO-arts. 

Leerlingen jonger dan 6 jaar: 

  • kinderafasie of
  • een vermoeden van ontwikkelingsdysfasie

Leerlingen vanaf 6 jaar: 

 

  • ontwikkelingsdysfasie
  • kinderafasie


 

Voor wie is type 9?

Type 9 is voor leerlingen met een autismespectrumstoornis, die geen verstandelijke beperking hebben en die nood hebben aan een individueel aangepast leerprogramma (IAC) of die (enkel in buitengewoon secundair onderwijs, onderwijsvorm 4)met intensieve leersteun een gemeenschappelijk curriculum kunnen volgen in gewoon of buitengewoon onderwijs. 

 Dit wil zeggen dat gespecialiseerde diagnostiek door een multidisciplinair team met inbegrip van psychiatrisch onderzoek vaststelt:? 

  • een autistische stoornis of

  • een pervasieve ontwikkelingsstoornis niet anderszins omschreven