
De basisoptie Klassieke talen (Grieks en Latijn) laat je kennismaken met de taal en cultuur van de oude Romeinen en Grieken. Je kunt zowel Grieks als Latijn leren, of je richt je alleen op Latijn. In deze optie leer je hoe de talen in elkaar zitten, lees je eenvoudige teksten en ontdek je meer over hoe de oude Romeinen en Grieken leefden.
Hier zijn een paar dingen die je zult doen:
- Leren over de Romeinse en Griekse cultuur, zoals hun goden, het dagelijkse leven, politiek, gebouwen en kunst.
-> Bijvoorbeeld, je ontdekt hoe de Romeinen tempels bouwden voor hun goden en hoe hun huizen eruitzagen.
- Vergelijken van de Romeinse en Griekse cultuur met onze cultuur van vandaag.
-> Bijvoorbeeld, je kijkt naar hoe de Romeinen sportevenementen hielden in het Colosseum en vergelijkt dat met onze moderne sportstadions.
- Woorden leren herkennen door te kijken naar hoe ze zijn opgebouwd en welke andere woorden erop lijken.
-> Bijvoorbeeld, het Latijnse woord 'aquarium' lijkt op ons woord voor een bak met vissen, omdat 'aqua' water betekent.
- Een basiswoordenschat leren van veelgebruikte woorden.
-> Bijvoorbeeld, je leert woorden zoals 'pater' (vader) en 'mater' (moeder).
- Inzicht krijgen in de regels en kenmerken van Latijn en/of Grieks om teksten beter te begrijpen.
-> Bijvoorbeeld, je leert hoe je werkwoorden vervoegt zoals 'amare' (houden van) in het Latijn.
- Strategieën en hulpmiddelen gebruiken om Latijnse en Griekse teksten te lezen.
-> Bijvoorbeeld, een woordenboek gebruiken om moeilijke woorden op te zoeken.
- Aantonen dat je een Latijnse en/of Griekse tekst begrijpt door vragen te beantwoorden of de tekst te vertalen.
- De inhoud van een tekst plaatsen binnen de cultuurhistorische context van de Romeinen en/of Grieken.
-> Bijvoorbeeld, je leest een verhaal over een Romeinse soldaat en leert waar en hoe soldaten in die tijd leefden.
Je kan deze basisoptie enkel kiezen als je ook in het 1e jaar klassieke talen volgde.
In Klassieke talen zijn dit de mogelijke pakketten:
- Grieks-Latijn
- Latijn
In 2A leer je verder op wat je in 1A hebt geleerd. Je krijgt nog steeds algemene vakken, maar je mag ook een basisoptie kiezen die past bij wat jij leuk vindt of goed kan.
> Vakken die iedereen krijgt (basisvorming - 25 uur per week)
Je krijgt deze vakken in elke school:
- Nederlands: lezen, schrijven en spreken.
- Frans: je leert nieuwe woorden en oefent het spreken.
- Wiskunde: rekenen, meten, logisch nadenken.
- Engels: je leert woorden en eenvoudige gesprekken voeren
- Natuurwetenschappen: over dieren, planten, en het menselijk lichaam
- Techniek: dingen maken en onderzoeken hoe iets werkt.
- Aardrijkskunde: landen, kaarten, natuur en klimaat.
- Geschiedenis: leren over vroeger.
- Lichamelijke opvoeding (LO): sporten en bewegen.
- Beeld of muziek: creatief bezig zijn.
- Godsdienst of zedenleer: nadenken over jezelf en anderen.
- ICT: veilig en slim omgaan met computers.
> Basisoptie (5 uur per week)
Je kiest één basisoptie die bij je past. Bijvoorbeeld:
> Extra uren - differentiatie (2 uur per week)
Je krijgt ook een paar uren waarin je mag kiezen of waarin je extra hulp krijgt:
- Heb je moeite met iets? Dan krijg je extra uitleg.
- Gaat het goed? Dan mag je verdiepen
- Of je kiest om nieuwe dingen te ontdekken, zoals Latijn, STEM, kunst of zorg.
> Hoe leer je dit?
Elke school mag zelf bepalen hoe ze deze lessen organiseert. Er zijn scholen die:
- Projectweken organiseren naast lesweken
- Vakken samenvoegen
- Met thema’s werken over de verschillende vakken
Vergelijk de scholen, je vindt deze informatie op de websites van de scholen of tijdens bv. een opendeurdag.
Waar kan ik "Klassieke talen (Grieks & Latijn)" volgen ?
Geen school gevonden? Pas de filter(s) aan.
Welke keuze je kan maken na het tweede leerjaar A hangt af van het attest dat je behaalt.
Vanaf de tweede graad kies je voor een studierichting. Die zijn ingedeeld in finaliteiten en domeinen, we noemen dat de matrix.